Klein Vaarbewijs 1/2

Vaarbewijs 1 en 2

Lancez-Vous. C'est gratuit
ou s'inscrire avec votre adresse e-mail
Klein Vaarbewijs 1/2 par Mind Map: Klein Vaarbewijs 1/2

1. Betonning

1.1. SIGNI (Binnenwateren)

1.1.1. In Europa

1.1.2. Richting: Van berg naar zee

1.1.3. Rechteroever met de stroom mee

1.2. IALA-A (Zeebetonning)

1.2.1. Eems - Dollard

1.2.2. Waddenzee

1.2.3. Westerschelde

1.2.4. Richting: Van zee naar land (Met vloedstroom mee)

1.3. Laterale betonning. Nummering gaat stroomopwaarts

1.3.1. Groen: oneven

1.3.1.1. Punt omhoog

1.3.2. Rood: even

1.3.2.1. Walbaken: punt naar beneden. Anders: cylinder

1.3.3. Rood/wit verticaal gestreept

1.3.3.1. SIGNI: Midwaterton

1.3.3.2. IALA-A: Aanloopton voor betond vaarwater

1.3.4. Wit ankerlicht, voorste hoger dan achterste

1.3.5. Geel

1.3.5.1. Verboden/gevaarlijke gebieden

1.4. Cardinale betonning

1.4.1. Aangeven obstakels

1.4.1.1. Noord: 2 zwarte punten omhoog

1.4.1.1.1. Boven zwart, onder geel

1.4.1.2. Oost: punten van elkaar af

1.4.1.2.1. Zwart-geel-zwart

1.4.1.3. Zuid: 2 zwarte punten omlaag

1.4.1.3.1. Boven geel, onder zwart

1.4.1.4. West: punten naar elkaar toe

1.4.1.4.1. Geel-zwart-geel

1.5. Scheidingstonnen

1.5.1. IALA-A: Rood-groen-rood (of vv)

1.5.2. Vaarwater gelijk belang

1.5.2.1. SIGNI: Groen/rode gestreepte bol

1.5.2.2. IALA-A: Cardinale ton

1.5.3. SIGNI: Bolvormig rood/groen horizontaal (of vv)

1.5.3.1. Topteken

1.5.3.1.1. Groene kegel

1.5.3.1.2. Rode cylinder

1.6. Nevenwater

1.6.1. Je vaart tussen 2 gelijke kleuren door naar hoofdwater, waarvan 1 scheidingston

1.7. Lichtenlijn

1.7.1. Wit voorste lager

1.8. Sparboei

1.8.1. Dun cylindervormig

1.8.1.1. Kan beter tegen ijsgang

1.9. Afzonderlijk (klein) gevaar

1.9.1. Geeft bijv. diepste aanloop naar haven aan

1.9.2. Zwarte boei met rode band in midden en 2 zwarte bollen

1.10. Radarantwoordbaken op boei

1.11. Racon

1.12. Nood/wrakboei

1.12.1. Geel/Blauw verticaal gestreept

1.12.1.1. Tijdelijk voor (nieuw) gevaar

2. Betonningslichten

2.1. Langer uit dan aan (VQ, Q, Fl, LFl)

2.1.1. Gevaar

2.2. (Iso) even lang aan dan uit

2.3. (Oc) Langer aan dan uit

2.4. (F) Altijd aan

2.4.1. Veilig havenhoofd

3. Motortechniek

3.1. Verbrandings

3.1.1. Brandstof

3.1.1.1. Benzine

3.1.1.1.1. Voor snelle boten

3.1.1.2. Diesel

3.1.1.2.1. Geen accu nodig/geen bougie

3.1.1.3. Problemen

3.1.1.3.1. Condens

3.1.1.3.2. Troep/Sludge

3.1.1.3.3. Roest

3.1.2. Smering

3.1.2.1. Oliedruk

3.1.2.1.1. Laag: Te weinig koeling

3.1.2.2. Olie vervangen

3.1.2.3. Oliefilter

3.1.3. Zuurstof

3.1.3.1. Luchtfilter

3.1.3.2. Koeling

3.1.3.2.1. Koelwaterpomp (via wierfilter)

3.1.3.2.2. Gevaren

3.1.4. Ontsteking

3.2. Elektrisch

3.2.1. Accu

3.2.1.1. Parallel: 2x zo lang mee

3.2.1.2. In serie: 24V

3.2.1.3. Capaciteit: A/h

3.2.1.4. Bij 12V dikkere kabels dan 230V

3.3. Aandrijving

3.3.1. Keerkoppeling (neutraal, voor-, achteruit)

3.3.2. Schroefas (en -koker) Gland (ring) houd water tegen

3.3.2.1. Vetgesmeerd

3.3.2.2. Watergesmeerd

3.3.3. Slipkoppeling

3.3.3.1. Als schroef grond raakt

3.3.4. Breekpen

4. Normaal Waterpeil

4.1. KP: Kanaalpeil

4.2. SP: Stuwpeil (rivieren)

4.3. WvK: Wetboek van Koophandel

4.4. NAP: Zeespiegel

5. Varen

5.1. Roerblad

5.1.1. Roerkoning: waar blad aan stang vastzit

5.2. Draaipunt op 1/3 van boeg

5.3. Wieleffect (R-schroef)

5.3.1. Achterschip naar rechts

5.3.2. Kleinste draaicirkel over bakboord

5.3.3. Bij buitenboordmotoren geen effect

5.3.3.1. Bij hekdrive beweegt alleen de schroef

5.4. Boeg-/Hekschroef

5.4.1. Boegschroef stuurboord drukt boeg naar rechts

5.5. Rompsnelheid

5.5.1. Meest efficiënte snelheid

5.6. Dode hoek

5.6.1. Max 350m voor

5.7. Oevereffect

5.8. Achterschip wordt door oever aangetrokken

5.9. Bij tegenkoers: vertraging

5.10. Bij oplopen groot schip

5.10.1. Vertraging en naar elkaar toe getrokken

5.10.2. In smal water: wieleffect achteruit gebruiken

5.10.3. Vooral breedte schip veroorzaakt zuiging

5.11. Ankeren

5.11.1. Ankerpeiling: neem 2x 2 objecten die in elkaars verlengde staan

5.11.1.1. Krabben

5.11.1.2. Gieren

5.11.2. Voorloper: eerst ketting dan touw

5.11.3. Spudpaal: paal vanuit boot om te ankeren

5.12. Spant

5.12.1. Rondspant

5.12.1.1. Beste voor golven

5.12.2. (Multi) knikspant

5.12.2.1. Knikspant mindst geschikt voor ruim water

5.13. Aankomen

5.13.1. R-schroef: aan bakboord

5.13.2. Als het kan: tegen de stroom in

5.13.3. Situatie

5.13.3.1. Met stroom/wind mee: eerst achtertros

5.13.4. In sluis

5.13.4.1. Motor niet in werking

5.13.5. Spring: van voor/achter schip naar midden wal

5.13.5.1. Tegen stroom/wind in: eerst voortros

5.13.5.2. Ideaal voor schepen 7-14 meter

5.13.6. Tros: van schip naar voren/achteren

5.14. Afvaren

5.14.1. Indien mogelijk tegen stroom/wind in

5.14.1.1. Achteruit op voorspring

5.14.2. Lagerwal: vooruit

5.14.2.1. Achterspring als laatste

5.14.3. Hogerwal: vooruit

5.14.3.1. Achtertros als laatste

5.14.4. Lagerwal: achteruit

5.14.4.1. Voorspring als laatste

5.14.5. Vooruit op achterspring

6. Leeftijd

6.1. Alle

6.1.1. BPR: Boten <7m zonder motor

6.1.2. RPR: Klein zeilschip

6.2. 12

6.2.1. Boten <7m motor <13km/h

6.3. 16

6.3.1. Alle (<20km/h)

6.4. 18

6.4.1. Alle

7. Getijden

7.1. Per etmaal, 2x HW en 2x LW

7.2. Springtij

7.2.1. Groot verschil (verval) tussen HW en LW

7.2.2. 2 dagen na volle maan

7.2.3. 2 dagen na nieuwe maan

7.3. Doodtij

7.3.1. Klein verschil tussen HW en LW

7.3.2. 2 dagen na halve maan

7.4. Reductievlak (LAT)

7.4.1. Laagst berekende astronomische tij op kaart

7.4.2. In NL altijd onder NAP

7.4.3. Rijzing = water boven LAT

7.5. Boeken

7.5.1. HP33

7.5.1.1. Getij en Stroom

7.5.1.1.1. t.o.v. LAT

7.5.2. Wateralmanak deel 2

7.5.2.1. Getij

7.5.2.1.1. t.o.v. NAP

7.5.3. Getijtafel voor NL

7.5.3.1. Getij

7.5.3.1.1. t.o.v NAP

7.6. 1/12de regel

7.6.1. 1ste uur daling van 1/12de van verval

7.6.1.1. = HW

7.6.2. 2de uur daling van 2/12de van verval

7.6.3. 3de uur daling van 3/12de van verval

7.6.4. 4de uur daling van 3/12de van verval

7.6.5. 5de uur daling van 2/12de van verval

7.6.6. 6de uur daling van 1/12de van verval

7.6.6.1. = LW

8. Lichten/Dagmerken

8.1. Rood

8.1.1. Bakboord

8.2. Groen

8.2.1. Stuurboord

8.3. Ankerlicht

8.3.1. Rondom

8.3.2. Zwart bol

8.4. Boten <7m en <13 km/h

8.4.1. 360gr wit

8.4.1.1. zaklamp bij gevaar aanvaring (niet voor SRW)

8.5. Motorboten <20m

8.5.1. Heklicht

8.5.2. Toplicht

8.5.2.1. Minimaal 1m hoger dan boordlichten

8.5.2.1.1. 2de toplicht moet hoger zijn

8.5.3. 360gr wit (of gescheiden) top/hek

8.5.3.1. toplicht 1 meter hoger dan boordlichten

8.5.4. Groen/Rood mogen in 1

8.5.5. SRW: <12m top/heklicht mag in 1 mits ook boordlichten

8.6. Zeilboten <20m

8.6.1. Toplicht niet verplicht (mits zeilend)

8.6.2. -kleuren licht mag

8.6.3. RPR: Bij nadering schepen: zaklamp

8.7. Grote boten >20m

8.7.1. Mag extra toplicht

8.7.2. 360gr Extra ankerlicht, voor hoger dan achter

8.7.3. Grote zeilschepen

8.7.3.1. Extra toplicht rood boven groen

8.8. Zeilboot die op motor vaart

8.8.1. Zwarte kegel voor

8.9. SRW: Grote boten > 110m

8.9.1. Moet extra toplicht

8.10. Langszij gekoppelde schepen

8.10.1. Beiden top- en heklicht

8.10.2. Binnenste boordlichten uit

8.11. Sleepboten

8.11.1. Overdag: Gele cilinder met boven/onder een zwart/witte band

8.11.1.1. Gesleepte boten een gele bol

8.11.2. 'S Nachts: 2 toplichten, boordlichten en GEEL heklicht

8.11.2.1. Gesleepte boten 360gr wit licht. Laatste heklicht.

8.11.3. Indien niet in kiellinie

8.11.3.1. Alle slepers: 3 toplichten, boordlichten, geel heklicht

8.11.3.2. 100m afstand

8.11.4. SRW: Indien groot binnenvaartschip sleept

8.11.4.1. GEEL heklicht

8.12. (Bagger)werktuigen

8.12.1. Aan bak- of stuurboord

8.12.1.1. Dubbelgroen

8.12.1.1.1. Doorvaart vrij aan die kant

8.12.1.2. Rood wit

8.12.1.2.1. Doorvaart vrij maar je mag geen golfbeweging veroorzaken

8.12.1.3. Enkel rood

8.12.1.3.1. Doorvaart niet vrij aan die kant

8.12.2. Bezig met werkzaamheden

8.12.2.1. Geel knipperlicht (extra)

8.13. Toplichten mogen opzelfde hoogte als als boordlichten (als ze gescheiden zijn) (niet voor SRW)

8.14. Duwstel

8.14.1. toplichten in driehoek

8.14.2. heklichten

8.15. Gevaarlijke stoffen

8.15.1. blauw licht/kegel

8.15.1.1. 10m afstand

8.15.2. blauwe lichten/kegels

8.15.2.1. 50m afstand

8.15.3. blauwe lichten/kegels

8.16. Snelle schepen >40km/h

8.16.1. gele knipperlichten

8.17. Toezichthoudend/brandweer/reddingsmaatschappijen

8.17.1. Blauw knipperlicht

8.17.1.1. SRW: Indien meerdere dan mag je er niet tussendoor varen

8.18. Beperkt manoeuvreerbaar

8.18.1. Overdag: zwarte bol, ruit, bol

8.18.2. 's Nachts: rood, wit, rood

8.18.3. Dubbel rood of dubbele bollen

8.18.3.1. Vaarwater niet vrij aan die kant

8.18.4. Dubbel groen of dubbele ruiten

8.18.4.1. Vaarwater vrij aan die kant

8.19. SRW: Onmanoeuvreerbaar

8.19.1. 2 bollen

8.19.2. 2 rode lichten bovenelkaar

8.20. Visserschip

8.20.1. Overdag: zwarte diabolo

8.20.2. 's Nachts: groen/wit toplicht (SRW: Optioneel)

8.20.2.1. + basisverlichting

8.21. Veerpont (aan kabel)

8.21.1. Groen/wit toplicht

8.21.1.1. Geen boord/heklicht

8.22. Veerpont (vrijvarend)

8.22.1. Groen/wit toplicht

8.23. Duikers

8.23.1. Met boord/heklicht

8.23.2. Blauw/wit bord

8.24. SRW: Gezonken/Gegrond

8.24.1. Ankerlichten + 2 rode lichten onderelkaar

8.24.2. 3 verticale ballen

8.24.3. Indien gevaar door golfslag

8.24.3.1. Rood boven wit licht

8.24.3.2. Rood/wit bord

9. Geluiden

9.1. Grote schepen moeten gelijktijding 360gr geel licht tonen

9.2. 1 kort (1 sec)

9.2.1. Stuurboord

9.2.1.1. SRW: 1 lang 1 kort

9.3. 2 kort

9.3.1. Bakboord

9.3.1.1. SRW: 1 lang 2 kort

9.4. 3 kort

9.5. 4 kort

9.5.1. Kan niet manoeuvreren

9.5.1.1. Verplicht voor klein schip

9.6. 1 lang (4 sec)

9.6.1. Attentie

9.6.1.1. Verplicht voor klein schip

9.6.1.2. Mistsein: 1x per min

9.7. 1 lang + 1/2 kort

9.7.1. Keren

9.8. 2 lang + 1/2 kort

9.8.1. Inhalen

9.9. 3 lang + 1/2 kort

9.9.1. In/uitvaren

9.9.1.1. Moet indien gevaar

9.10. 1 lang, 1 kort, 1 lang

9.10.1. Bediening brug/sluis

9.11. Reeks lang

9.11.1. Noodsein

9.11.1.1. Verplicht voor klein schip

9.12. 3 lang

9.12.1. Oversteken

9.13. Reeks zeer kort

9.13.1. Gevaar aanvaring

9.13.1.1. Moet voor grote schepen/mag voor klein

9.13.1.2. Ook bij slecht zicht en stlliggen 1x per min klokslagen

9.14. Reeks lang + kort

9.14.1. Blijf weg

9.14.1.1. Bijv. bij lekkage gevaarlijke stoffen

10. Navigatie

10.1. Zeekaarten 1800 serie

10.1.1. Wijzigingen gepubliceerd in: De Berichten aan Zeevarenden

10.1.2. 1:x schaal is in km (niet in mijl!)

10.1.3. LET OP: Icoontjes kaart kennen

10.2. Meridianen

10.2.1. Lengtecirkels

10.3. Parallellen

10.3.1. Breedtecirkels

10.3.1.1. max 90gr

10.4. 1 graad = 60 min

10.4.1. 1 min = 1 zeemijl (1,85 km)

10.4.1.1. 1 knoop = 1 mijl/h

10.5. Mercatorprojectie

10.5.1. Bol op cilinder

10.5.1.1. Hoeken op kaart zijn even groot als echt

10.5.1.2. Alleen staande rand geschikt voor maatvoering

10.5.1.3. Koerslijn is recht

10.6. GPS (32 satellieten, 4 in zicht)

10.6.1. XTE

10.6.1.1. Afwijking v/d koerslijn

10.6.2. COG

10.6.2.1. Verschil geografische en magnetische noorden

10.6.2.1.1. Afhankelijk van plaats

10.6.3. SOG

10.6.3.1. Snelheid over grond

10.6.3.1.1. Afstand naar volgende waypoint

10.6.4. DST

10.6.5. ETA

10.6.5.1. Tijd tot aankomst

10.7. Koersafwijkingen

10.7.1. Deviatie

10.7.1.1. Afwijking door stalen schip

10.7.1.1.1. Afhankelijk van koers

10.7.1.1.2. Koers over grond

10.7.2. Variatie

10.7.2.1. KK+dev=MK+var=WK+drift=BWK+stroom=GrK

10.7.2.1.1. Afwijking tegen wijzers van klok in

10.7.3. Miswijzing

10.7.3.1. Deviatie + Variatie

10.7.3.1.1. Afwijking met wijzers van klok mee

10.7.4. Drift

10.7.5. Stroom

10.8. Koersformule

10.9. Van GK naar KK

10.9.1. Zet stroom bij vertrekpunt

10.10. Van KK naar GK

10.10.1. Zet stroom bij eindpunt

10.11. Gegist bestek

10.11.1. Elk uur koers en snelheid op een kaart plotten

10.11.1.1. Schatting positie

10.11.1.1.1. Afgelezen peiling

10.11.1.1.2. (Indien met stuurkompas) Voorliggende koers

10.11.1.1.3. Tijd

10.11.1.1.4. Logstand

10.12. Peiling

10.12.1. Peilingformule

10.12.1.1. KP+dev=MP+var=WP

10.12.2. 2 punten in hoek ongeveer 90gr

10.12.3. max 180gr

11. Reddingsvesten (SOLAS-V verdrag)

11.1. Als in water dan belangrijk

11.1.1. Blijf drijven

11.1.2. Warmte vasthouden

11.2. Zitten op zijn plek

11.3. 50 Newton (5 kg) = zwemvest

11.3.1. Zwemvest

11.3.1.1. Indien veel bewegingsruimte nodig

11.4. 100 Newton = reddingsvest

11.4.1. Met lichte kleding

11.4.2. Kinderen

11.4.3. Binnenwater

11.4.4. Normaal weer

11.5. 150 Newton = reddingsvest

11.5.1. Open/Kustwater

11.5.2. Beperkt tegen bewusteloosheid met zware kleding

11.6. 275 Newton = reddingsvest

11.6.1. Oceaan

11.6.2. Zware kleding

12. Verdrinking

12.1. Reddingsboeien

12.1.1. Hoefijzer

12.1.2. Rond

12.1.2.1. 2/3 kg in beroepsvaart

12.2. Drijflijn

12.2.1. Blijft drijven

12.2.1.1. Houvast voor drenkeling

12.2.2. Kan in knoop raken

12.3. Joon

12.3.1. Vlag van 3m met licht

12.4. Parachutelicht

12.5. Radarreflector

12.5.1. Min 4 meter boven water

13. Verplicht

13.1. Snelle motorboten vanaf 18 jaar

13.1.1. Snelle boot >20kn/h

13.2. Schepen 15 < 25 m

13.2.1. Schepen <20 meter: boot of jacht

13.3. Schepen > 20 km/h

13.3.1. Algemeen geldende max is 20 km/h

13.4. Snel schip > 40 km/h

13.5. Groot schip >20m

13.5.1. Uitzonderingen ook <20m

13.5.1.1. Passagiersschip

13.5.1.1.1. Gele ruit voor >12 personen

13.5.1.2. Vissersschip

13.5.1.3. Veerpont

13.5.1.4. Duwbak

13.5.1.5. Sleepboot

13.5.1.5.1. Moet groot schip slepen

13.5.2. Marifoonplichtig

13.5.2.1. Geldt ook voor klein schip dat op radar vaart

13.6. Uitreiking

13.6.1. Medische geschiktheid

13.6.2. Theorie gehaald

13.7. Geldig

13.7.1. Rivieren

13.7.2. Kanalen

13.7.3. Meren

13.7.4. Vaarwater

13.7.4.1. Deel dat bevaarbaar is

13.7.5. Stilliggen

13.7.5.1. Anker

13.7.5.2. Gemeerd

13.7.5.3. NIET: drijvend of vastgevaren

13.7.6. Klein Vaarbewijs 2

13.7.6.1. Waddezee

13.7.6.2. IJsselmeer

13.7.6.3. Eems/Dollard

13.7.6.4. Wester/Oosterschelde

14. Uitrusting (niet verplicht) voor kleine schepen

14.1. Anker

14.2. Zeereling

14.3. Afsluiters

14.4. Binnenvaart politieregelement (BPR)

14.4.1. Fysiek of digitaal aanwezig

14.4.2. Geldt ook voor Handboek Marifonie

14.5. Lens/Bilge pomp

14.6. Registratiebewijs (Ook voor RPR Rijnvaartgebied)

14.6.1. Verantwoordelijk

14.6.1.1. Schipper

14.6.1.2. Eigenaar (mede-)

14.7. Snelle motorboten

14.7.1. Motoronderbrekings-/dodemansknop

14.7.2. Brandblusser

14.7.3. Bestuurder

14.7.3.1. Bij staan zwemvest aan

14.7.3.2. 18 jaar

14.7.3.3. Geen (geluids) hinder

14.7.3.4. Motor uit bij stilstand

14.7.3.5. Bij waterskiën moet er een 2de persoon >15 jaar zijn

15. Veiligheid

15.1. Brand

15.1.1. A: Vaste stoffen

15.1.1.1. Water/Schuim/Poeder

15.1.2. B: Vloeistoffen

15.1.2.1. Schuim/Poeder

15.1.2.1.1. Weinig schade

15.1.2.1.2. Kan bevriezen

15.1.3. C: Gas

15.1.3.1. Poeder

15.1.3.1.1. Schade aan electra

15.1.4. D: Metaal

15.1.5. F: Vet/Olie

15.1.5.1. Water

15.1.5.2. Pan: Deksel/Vochtige dweil

15.2. Preventie

15.2.1. Gasdetectie

15.2.1.1. In laagste gedeelte

15.2.2. Kooktoestel

15.2.2.1. Thermisch beveiligd

15.2.3. Gasleiding

15.2.3.1. Afsluiters

15.2.3.2. Rubberen slang om 3 jaar vervangen

15.2.3.3. Middenbolderspring: van midden schip naar voor/achter wal

15.2.4. Gasbun

15.2.4.1. In afzonderlijke ruimte

15.2.4.2. Belucht

15.2.5. Benzinemotor

15.2.5.1. Ventilatie met vonkvrije ventilator

15.2.6. Kortsluiting

15.2.6.1. Hoofdschakelaar uit

15.3. Blusser

15.3.1. Minimaal 2 kg

15.3.2. Bij ingang kajuit

16. Meteorologie

16.1. Krimpende wind

16.1.1. Weer verslechtert

16.2. Windwaarschuwing vanaf 6 Bf

16.3. Gem 1013 hPa

16.3.1. Lage druk

16.4. Mist indien zicht < 1 km

16.4.1. Ruimende wind

16.5. (Achter) koufront

16.5.1. Heldere lucht, stapelwolken, buien, W/NW

16.6. Warmtefront

16.6.1. Polaire maritieme lucht

16.7. Hoge druk

16.8. Achter warmefront

16.8.1. Stratus en langdurige (mot)regen

16.8.2. Geen buien

16.9. Na passage trog

16.9.1. Buien, wind, windstoten

16.10. Polaire lucht

16.10.1. Komt uit 50-65gr. N

16.10.2. Rijkskeurmerk/Type goedgekeurd

16.11. Noorderwind

17. Wetten/Regelementen

17.1. BVW: Binnenvaartwet

17.2. SVW: Scheepsvaartverkeerswet

17.2.1. Basiswet

17.2.2. Promillage < 0.5

17.3. BPR: Binnenvaart Politie Regelement

17.3.1. Bijna overal + Waddenzee

17.4. Hogerwal of box: eerst voorspring

17.5. RPR: Rijnvaart Politie Reglement

17.5.1. Rijn/Waal/Lek/Pannerdensch kanaal

17.5.1.1. Niet verplicht stuurboordswal

17.5.1.2. Groot gaat ALTIJD voor klein

17.5.1.3. Gewone motorboten >16 jaar

17.5.1.4. Bij zeilboten <20m geen minimum leeftijd

17.5.1.5. Kleine schepen moeten snelle schepen voorrang geven

17.5.1.6. ALLE kleine zeilboten <20m

17.5.1.6.1. Bij nadering andere schepen 2de wit licht

17.5.1.7. Alleen 360gr licht

17.5.1.8. Motorboten 360gr wit + boordlichten

17.5.1.9. Bij slecht zicht alleen met radar

17.5.1.10. Bij uitvaren haven/nevenwater

17.5.1.11. Sleepboot is ook groot zonder sleep

17.5.1.11.1. Moet rekening houden met alleen grote schepen

17.6. SRGM: Scheepvaart Reglement Gemeenschappelijke Maas.

17.7. SRE: ScheepvaartReglement Eemsmonding

17.8. SRKGT: ScheepvaartReglement Kanaal van Gent naar Terneuzen

17.9. SRW: ScheepvaartReglement Westerschelde

17.9.1. Bovenmaats zeeschip

17.9.1.1. Bepaald door Rijkshavenmeester Westerschelde

17.9.1.1.1. zwarte cilinder

17.9.1.1.2. 3 rode 360gr lichten bovenelkaar

17.9.1.2. Aangegeven door Rijkshavenmeester Westerschelde

17.9.2. Werktuigelijk voortbewogen schip

17.9.2.1. Eigen voortstuwing

17.9.3. Hoofd/nevenvaargeul

17.9.4. Varende

17.9.4.1. Niet: Anker, gemeerd, aan de grond.

17.9.5. Marifoon

17.9.5.1. Verplicht > 20m

17.9.6. Radarreflector verplicht

17.9.7. Wachthouden

17.9.7.1. Altijd verplicht marifoon uitluisteren

17.10. BVA: Bepalingen ter Voorkoming van Aanvaringen op zee

17.11. SRTZ: ScheepvaartReglement Nederlandse Territoriale Zee

18. Voorrang

18.1. Motorboten

18.1.1. Rechts heeft voorrang

18.1.2. Tegengestelde koers

18.1.2.1. Rechts passeren

18.1.3. Speciaal (sleep, duw, 12+ passagiers etc.)

18.2. Zeilboten

18.2.1. Bakboord heeft voorrang

18.2.2. Loef wijkt voor lij

18.2.3. Oplopen

18.2.3.1. Voorste boot heeft voorrang

18.2.3.1.1. Inhalen bij voorkeur over loef (In RPR gebied verplicht)

18.2.3.2. Grote boot zorgt voor afremming en vertraging

18.3. Hoofdvaarwater

18.3.1. Kleine schepen op nevenwater moeten medewerking verlenen

18.4. Gestrekte koers stuurboord

18.5. Klein/klein

18.5.1. Zeilboot gaat voor roeiboot gaat voor motorboot

18.5.1.1. Voorrang op alles

18.5.1.2. (BPR gebied) Stroom mee heeft voorrang

18.5.2. Bij niet geregelde sluis/brug

18.5.2.1. Voor de wind zeilen heeft voorrang

18.6. Engtes

18.6.1. Met stroming

18.6.2. Zonder stroming

18.6.2.1. Groot voor klein

18.6.2.2. Zeilboot voor roeiboot voor motorboot

18.6.2.3. Opkruisende zeilboot heeft geen voorrang

18.7. Groot gaat voor klein

18.7.1. >20m

18.7.1.1. Uitzondering: Snel schip >40km/h

18.8. Keren

18.8.1. Moet groot schip voorrang verlenen

18.8.2. Mag medewerking van kleine boten verwachten

18.9. Pont

18.10. BPR: Bijzondere bepalingen (bepaalde

18.10.1. Kleine schepen

18.10.1.1. Moet (bij slecht zicht) marifoon uitluisteren

18.10.1.2. Bij rode marifoonborden uitluisteren (niet verplicht melden)

18.10.2. Moet checken of overgang veilig kan op alle schepen

18.10.2.1. Voorrang op alle kleine schepen

18.10.2.1.1. Mag medewerking groot schip verlangen

18.10.3. Bijlage 9

18.10.3.1. Bij slecht zicht: radar verplicht

18.10.3.2. Indien op radar wordt gevaren moeten er inlichtingen per marifoon worden gegeven

18.10.3.3. Kleine schepen met marifoon: uitluister en communicatieplicht

18.10.4. Bijlage 15A

18.10.4.1. Laveerverbod

18.10.4.2. Verboden zonder motor <6km/h

18.10.4.3. Verplicht Stuurboordzijde

18.10.4.3.1. Geldt niet voor RPR

18.10.5. Bijlage 15B

18.10.5.1. Bij slecht zicht: radarreflector verplicht

18.10.6. Mag medewerking verlangen van groot schip

18.11. Verkeerde wal varen

18.11.1. Gelderse IJssel/Maas

18.11.1.1. Blauwbord (eventueel met 2 korte stoten)

18.11.1.1.1. Stuurboord/stuurboord passeren

18.11.2. Binnenbocht stroomopwaarts

18.12. SRW (Westerschelde)

18.12.1. Groot zeilschip wijkt voor groot werktuigelijk schip

18.12.2. Als je voorrang hebt mag je snelheid veranderen (maar koers houden)

18.12.3. "Opdraaien" heeft voorrang

18.12.3.1. Van voor naar tegen de stroom in draaien

18.12.4. "Kop voor nemen" heeft GEEN voorrang

18.12.4.1. Van tegen naar voor de stroom draaien

18.12.5. In smalle hoofdvoorgeulen geen <12m boten

18.12.6. In hoofdvaargeul: Motor standby voor <12m (min 6 km/h)

18.12.7. Krachtige motor >12m verplicht

18.12.8. Bocht zonder stroom, buitenbocht heeft voorrang

18.12.9. Geel schitterlicht Vlissingen

18.12.9.1. Er komen schepen uit Oost/Sardijngeul

18.12.9.2. Voorzorgsgebied

18.12.9.2.1. Niet ankeren

18.13. Engte met stroom, stroomopwaarts moet doodvaren indien gevaar aanvaring